Dit artikel is geschreven vanuit de visie van iemand als ik, die in de praktijk werkt aan ‘re-integratie’ en die samenwerkt met huis-, arbeids- en adviserende artsen. Ik ambieer niet het gehele werkdomein en alle partijen in kaart te brengen, noch uitspraken te doen over hoe het beter kan; deze ambitie zou te hoog gegrepen zijn voor deze pragmatisch kijkende arbeidspsycholoog. Het doel van deze tekst is enkel aan te geven welke taken artsen bij re-integratie te vervullen hebben, waar er knelpunten zijn, en vooral hoe het inschakelen van AWELL een antwoord kan bieden.

Corona heeft de accenten binnen het zorglandschap erg veranderd. Re-integratie, of ‘Terug aan het werk na langdurige ziekte’ is wat ondergesneeuwd geraakt, maar is en blijft erg belangrijk : het aantal langdurig zieken is het voorbije jaar immers verder blijven stijgen en intussen overschrijdt het aantal Belgen langer dan één jaar in ziekteverlof het half miljoen! Het opstarten van een re-integratietraject kan een uitweg zijn.

Naast de werknemer en de werkgever kunnen betrokken artsen, dus ook de huisarts, een re-integratietraject opstarten. De huisarts die de patiënt het beste kent en optreedt in diens belang, heeft een cruciale rol in het sensibiliseren van hun patiënt voor re-integratie. Waar het ziekenfonds de procedure pas opstart vanaf de derde maand, kan een medewerker reeds vanaf de eerste dag ziekte re-integratie aanvragen, en het is mijn advies om van die mogelijkheid gebruik te maken en niet te wachten : hoe langer de ziekte-afwezigheid, hoe groter de afstand t.a.v. het werk en hoe kleiner de kans dat de werknemer de weg naar het werk terug vindt; bovendien heb ik ervaren dat adviserend artsen meer krediet en dus ook meer tijd geven aan patiënten die zelf actief stappen ondernemen naar re-integratie.

Voor de opstart van een re-integratietraject kan de werknemer contact opnemen met de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming (EDPB, contactgegevens te vinden in het arbeidsreglement van zijn werkgever). Een huisarts kan na overleg met een patiënt en oordeel dat de patiënt in aanmerking komt voor een reintegratietraject, via e-Forms de nieuwe uitbreiding “re- integratiedossier” open klikken. De tool identificeert de juiste collega-artsen rond de patiënt, terwijl de huisarts dit vroeger zelf te weten moest komen. De huisarts kan meteen aangeven welke mogelijkheden en aandachtspunten er zijn voor de patiënt en een eerste voorstel doen. De arts kan ook een aantal medische elementen, vertrouwelijk en versleuteld, meesturen die enkel kunnen worden geopend door een collega-arts die eveneens geheimhoudingsplicht heeft. Het lijkt er op dat de tool e-Forms vandaag nog niet bij alle artsen is gekend, maar dit zou een tijdelijk iets zijn…

De arbeidsarts die handelt in het belang van veiligheid en gezondheid op het werk, ijvert voor een goede overeenkomst tussen de arbeidsvereisten (fysiek en mentaal) op de werkplaats en de arbeidsmogelijkheden van de werknemer. Deze adviseert om de gezondheid en het welzijn van werknemers te vrijwaren en te bevorderen, werkt voornamelijk preventief, vandaar de titel “preventieadviseur-arbeidsarts”. Gezondheidsonderzoeken in het kader van re-integratie vormen een deel van het werk. De arbeidsarts wordt verondersteld de werkgever en de werkposten goed te
kennen; de wet bepaalt ook dat de arbeidsarts op regelmatige basis de werkplek bezoekt en contact houdt met leidinggevende, HRM en directie; zo zou hij de werkelijke arbeidsomstandigheden kennen.

Dat is echter theorie. De praktijk is dat arbeidsartsen eerder occasioneel, en dan vooral bij grote werkgevers op bezoek gaan, dat terwijl veruit de meeste bedrijven in België een beperkt aantal werknemers hebben (van de 225.000 werkgevers in 2019 waren er 190.000 met minder dan 10 werknemers). Deze bedrijven krijgen jaarlijks slechts een preventieadviseur van de EDPB op bezoek die een rapport opmaakt op basis waarvan de arbeidsarts zich kan informeren.

Bij re-integratie wordt aan de arbeidsarts gevraagd een uitspraak te doen over de tijdelijkheid van de arbeidsongeschiktheid en over de mogelijkheid tot re-integratie. In praktijk is het zo dat arbeidsartsen zich baseren op medische rapporten of contact opnemen met huisartsen die hun patiënt wél kennen. Steeds krijgen langdurig zieken die een gezondheidstoezicht bij re-integratie aanvragen expliciet de vraag om medische verslagen mee te brengen, en regelmatig zelfs de vraag voor een attest waarin de huisarts of de behandelend arts de definitieve arbeidsongeschiktheid
attesteert! Hierbij treed ik zeer regelmatig de huisarts bij met een verslag. Op vraag van de huisarts lever ik informatie aan over mogelijkheden en beperkingen voor de werknemer : ik baseer me dan op gesprekken met werknemer en werkgever. Sommige huisartsen vragen me om zelf een rapport op te stellen voor arbeids- of adviserende artsen met mijn advies t.a.v. re-integratie.
In het kader van re-integratie zijn er nog andere activiteiten die ik onderneem ten behoeve van de patiënt en/of de huisarts :

  1. Ik onderzoek al van in een erg vroeg stadium van de arbeidsongeschiktheid samen met de patiënt welke werkmogelijkheden er nog (gewenst) zijn, bij de huidige
    werkgever of daarbuiten;
  2. Ik contacteer na overleg met de werknemer de werkgever en toets af welke de bereidheid is om tegemoet te komen aan de noodzakelijkheden of wensen van de werknemer; als er signalen zijn dat een verdere tewerkstelling moeilijk wordt geacht, of niet meer wenselijk is, pols ik over de bereidheid om te komen tot een voor de werknemer goede uitdienstregeling; daarbij wordt steeds getracht ook een begeleiding naar een nieuwe job te bekomen.

In mijn praktijk werk als facilitator en coach : ik motiveer mensen, en moedig hen aan te kijken naar wat wél mogelijk is en ik zoek naar oplossingen; ik bezoek werkgevers en probeer werkgever en werknemers samen rond de tafel te krijgen en te zoeken naar een voor beide haalbare oplossing; dat betekent ook meermaals een
uitdiensttreding; ook deze kan positief bekeken worden als een nieuw begin. Recent (uitzending Ter Zake van 27 april) zag ik een getuigenis van enkele langdurig zieken.
Minister Frank Van den Broucke werd gevraagd wat hij eraan deed; hij bracht het  idee ten berde om naast de artsen ook een coach ter beschikking te stellen van de langdurig zieke. Deze zou de langdurig zieke op een pragmatische manier begeleiden naar werkhervatting. “Is dat niet precies wat ik doe?”

pater-damiaan

Ons land telde in 2018 reeds 415.000 mensen die langer dan één jaar ziek thuiszitten. Het leidt geen twijfel, steeds meer werknemers, zelfstandigen en werkzoekenden kampen met depressie, burn-out, een chronische ziekte of invaliditeit.

 

En wie niet werken kan, wordt bij vele bedrijven niet meer als “werk-nemer” beschouwd, want: “Iemand die lange tijd niet meer werkt, valt nog moeilijk te re-integreren”, luidt het al snel. Hetzelfde stigma als een langdurig werkloze wordt opgekleefd: de duur van de afwezigheid wordt een negatief criterium om succes van wedertewerkstelling te bepalen, en niet meer de onderliggende reden.

 

Tijd besteden aan contact met langdurig zieke personeelsleden wordt als verloren tijd beschouwd en vermeden. “Laat die mensen maar op de ziekenkas”. De ziekenkas wordt zoiets als het eiland  Molokai: zoals melaatsen te samen op één eiland leefden, zo verblijven de langdurig zieken op de ziekenkas, ver weg van het bedrijf, van de gezonde en actieve medewerkers.

Het geheugen van bedrijven is kort

De voorafgaande jaren met dikwijls goed werk als fijne collega’s raken ondergesneeuwd door de langdurige afwezigheid en misschien zelfs door de moeilijke tijd die er in sommige gevallen aan voorafging. Meestal komt een langdurige ziekte niet plots; veelal gaat een periode van minder en minder goed functioneren al dan niet met één of meerdere korte periodes van ziekteafwezigheid vooraf aan de volledige arbeidsongeschiktheid. Bijzonder jammer is ook dat de goodwill die aanvankelijk bij leiding en collega’s bestond, door de mindere prestaties wordt teniet gedaan. Het opgebouwde krediet is op.

 

Dat collega’s het veelal beu zijn om in te springen, overwerk te doen, fouten te herstellen etc… is begrijpelijk: de keten is immers zo sterk als de zwakste schakel en de collegialiteit werd zwaar op de proef gesteld. Zeker in geval van psychische aandoeningen of in geval van burn-out bestaat er nog steeds onbegrip en twijfel over de arbeidsongeschiktheid.

 

Het gebeurt meermaals dat men het thuisblijven beschouwt als de ultieme oplossing uit de impasse. En als de meestal jongere en flexibele vervanger goed in de groep ligt, is de oudere titularis snel “vergeten”.

De afstand tot arbeidsmarkt enorm vergroot

Nee, mezelf vergelijken met pater Damiaan zou te onbescheiden zijn. Ik leef niet tussen langdurig zieken en langdurige ziekte is evenmin besmettelijk. Zoals ik begrip heb voor de werkgever en voor collega’s die geconfronteerd worden door de erg vervelende gevolgen van een langdurige afwezigheid, zo ‘leef ik mee’ met de langdurig zieken: ja, ik begrijp het gevoel van isolement en van zinloosheid bij mensen die niet actief deelnemen aan het economisch leven.

 

Ook versta ik de ambigue situatie waarin langdurig zieken zich bevinden: aan de ene kant zijn er de financiële zorgen en de bezorgdheid over de toekomst, waardoor je zou denken dat mensen toch aangespoord zouden worden om opnieuw aan het werk te gaan. Maar aan de andere kant is er de grote ontgoocheling in het bedrijf, in de leiding en in de collega’s.

 

De weinige zekerheid die men heeft, wil men niet ook nog verliezen: langdurig zieken zijn bevreesd om bij een poging om het werk te hervatten de invaliditeitsuitkering te verliezen en de steun binnen het nieuw opgebouwd netwerk met andere niet-werkenden. En bovenal: het zelfvertrouwen werd geheel ondermijnd en is veranderd in een ‘verlammende’ twijfel aan zichzelf ! Niet te verwonderen dat de afstand tot arbeidsmarkt enorm vergroot is na een tijd thuiszitten.

 

Een lans breken voor re-integratie

Zoals Pater Damiaan de melaatsen opnieuw zin gaf aan het leven, zoals hij hun eigenwaarde heeft opgekrikt, zo werk ook ik aan het zelfvertrouwen. Ook al zijn bepaalde activiteiten niet meer nodig en is er een handicap, er blijven nog steeds andere positieve elementen over:  vele langdurig zieken beschikken over meerdere jaren ervaring in het bedrijf en hebben kennis opgebouwd niet alleen van je eigen onderneming, de producten of diensten, de collega’s en leidinggevenden, maar ook van klanten en leveranciers.

 

Ook help ik werkgevers om het contact met de langdurig zieke te herstellen. Dat het niet makkelijk is, is geen reden om het niet te doen. Mijn advies is:  toon je betrokkenheid en bekommernis! Aandacht geven is al voldoende om de eigenwaarde te doen stijgen.

 

Aan re-integratie zijn ook voor het bedrijf voordelen verbonden: na een gelukte re-integratie beschik je over een werknemer die je dankbaar is en nadien nog loyaler zal zijn. Een werknemer die met een gezondere, evenwichtigere mentaliteit werkt, is niet alleen een betere werknemer. Hij of zij kan ook voor andere werknemers een voorbeeld zijn.

 

Als je laat zien dat je écht inzit met het welzijn van de getroffen werknemer zullen ook de andere collega’s daar kracht uit putten. Je geeft een duidelijk signaal dat je niemand laat vallen. En loyauteit is erg belangrijk op de werkvloer.

 

Ook als we re-integratie met een louter zakelijke bril bekijken, is re-integratie gunstig. De opleidingskosten van een nieuwe werknemer liggen namelijk veel hoger dan de re-integratiekosten, die in de meeste gevallen door de overheidspremie (VOP-subsidie) kunnen worden teruggevorderd. De werknemer di een tijdje out was, kent de werkwijze van het bedrijf en zal zich na zijn ziekte snel weer nuttig kunnen maken. Bovendien is het helemaal niet zeker dat je wel een nieuwe werkkracht vindt. De concurrentie op de arbeidsmarkt is  groot, en daar heeft de coronacrisis voorlopig niets aan veranderd.

blog-awell2

Ben je arbeidsongeschikt, dan ontvang je via je ziekenfonds een ziekte-uitkering. Je arbeidsovereenkomst is geschorst en je ontvangt een vervangingsinkomen zonder ervoor te werken. Werken hoeft dus niet. Toch zijn er mensen die verkiezen om toch aan de slag te gaan, als vrijwilliger, terwijl ze nog arbeidsongeschikt zijn. Sinds enige tijd is dit mogelijk om, ook al kan je je job (nog) niet uitvoeren. In deze blog wil ik aangeven waarom je tijdens je arbeidsongeschiktheid vrijwilligerswerk zou doen en welke de voorwaarden hiervoor zijn.

Mensen die steeds aan de slag zijn (geweest), kunnen het zich nauwelijks indenken; voor hen lijkt een periode van langdurige ziekte net iets als verlof. Tijd waarin men niets hoeft te doen, kan uitrusten en kan aansterken. Maar zo voelen langdurig zieke mensen het meestal niet aan : er zijn ten eerste de hinder en pijn van de ziekte, en de onduidelijkheid over de verdere evolutie of over de duur van het genezingsproces; daarnaast is er het financieel verlies door het verlies aan inkomsten en de soms hoge ziektekosten;  ook vallen bij ziekte heel wat menselijke contacten weg : verlies aan sociaal contact is voor velen een grote reden van minder welbevinden; tot slot, en misschien zelfs, het belangrijkst is er het verlies aan zelfwaarde en zelfvertrouwen. Velen zijn er van overtuigd en voelen het zo aan dat je pas echt zinvol bent als je kan bijdragen, ook financieel, tot de samenleving.

Vrijwilligerswerk kan, naast een zinvolle én aangename manier om de tijd door te brengen, een eerste stap zijn om nieuwe contacten te leggen en de zelfwaarde op te bouwen; bovendien kunnen de contacten helpen, naast de mogelijks relevante werkervaring, om nadien een interessante job te vinden.

Vele langdurig zieken komen door een periode van inactiviteit in een vicieuze cirkel : doordat ze niet werken, verliezen ze zelfvertrouwen, en doordat het zelfvertrouwen broos is, wordt de stap om opnieuw aan het werk te gaan, erg groot. Zeker is dit geval bij langdurig zieken die door hun werkgever werden ontslagen of die zelf beslist hebben uit te kijken naar een andere job of andere werkomgeving. Zo kan vrijwilligerswerk deze vicieuze cirkel doorbreken.

Ook biedt werkhervatting als vrijwilliger de kans om de laatste percentages tot volledige arbeidsgeschiktheid te revalideren. Anders dan hervatten in je gewone job waarbij de eisen veelal hoog liggen, is het zo dat de vereisten bij vrijwilligerswerk op een ander lager niveau liggen. Dat maakt dat werkhervatting in sommige gevallen als vrijwilliger wel kan, terwijl het nog te vroeg zou zijn om opnieuw aan de slag te gaan in de vorige/eigen functie.

Wil je als langdurig zieke de stap zetten naar werk dan is de eerste vraag of je gezondheid het werk als vrijwilliger toelaat. Voor een antwoord op deze vraag kan je slechts bij je ziekenfonds terecht : het is immers alleen de adviserend geneesheer van je ziekenfonds die daarover beslist. Deze zal oordelen of je gezondheid het vrijwilligerswerk toelaat. Neem daarom steeds eerst, dus vóór je als vrijwilliger begint, contact op met je ziekenfonds. Leg de adviserend geneesheer uit welke je plannen zijn (welke job, hoeveel dagen per week, welk uurrooster, …). Krijg je een positief antwoord? Oké dan mag je als vrijwilliger aan de slag (blijven)!

Een tweede belangrijke vraag is welk soort jobs in aanmerking komen als vrijwilligerswerk? Ziekenfondsen hebben hun eigen definitie om te bepalen wat vrijwilligerswerk is :

  • ’t Is niet omdat je er niet voor wordt betaald, dat het als vrijwilligerswerk wordt beschouwd : vrijwilligerswerk gaat over onbetaalde inzet buiten de familie- of privékring en dit voor een organisatie die geen winst nastreeft. Dus het vrijwillig en onbetaald uitvoeren van een job die voor een ander als betaalde job geldt, is niet sowieso mogelijk! Tuinonderhoud bij de buren, ook al is het onbetaald, zal door de adviserend geneesheer niet worden goedgekeurd. In een rust- en verzorgingstehuis gaan helpen bij de bediening van maaltijden kan dan wel worden goedgekeurd. Een onkostenvergoeding kan wel, ook als arbeidsongeschikte; als vrijwilliger kan je tot € 34,03 per dag én tot € 1361,23 per jaar ontvangen (bedragen van 2018).
  • Sinds 15 juli 2018 mag je onbelast tot € 500,- per maand bijverdienen als je – tegen betaling – je buren helpt, voor een vereniging werkt of bijvoorbeeld maaltijden levert in de deeleconomie. Dit is géén vrijwilligerswerk. Dus ook dit is niet zonder meer mogelijk tijdens een ziekte. Wil je een dergelijke activiteit starten tijdens je ziekte? Word je ziek terwijl je in een dergelijke baan onbelast bijverdient? Neem altijd eerst contact op met je ziekenfonds en vraag vooraf akkoord van de adviserend geneesheer. Dergelijke activiteiten kunnen immers een invloed hebben op je ziekte-uitkering.

Zo, dan wens ik je veel succes bij de stap naar werken als vrijwilliger en nadien bij de re-integratie!

blog-awell1

Samenvatting van ‘Zieke Belgen: strengere regels, meer langdurig zieken’ van Roeland Byl , redacteur, uit Trends van 31/10/2019

Alle inspanningen om meer langdurig zieken aan het werk te krijgen ten spijt zijn er vandaag ruim 800.000 zieken, waarvan iets minder dan de helft al meer dan één jaar thuis zit. Het prijskaartje voor de overheid aan ziekte- en de invaliditeitsuitkeringen bij het Riziv overschrijft ruim de 8 miljard euro.
De door de regering ingevoerde re-integratieplannen hebben blijkbaar niet het gewenste effect.

Welke redenen zijn er hiervoor?

  1. De pensioenleeftijd is verhoogd, en dus ook het aantal oudere werknemers. Hierdoor zijn er ook meer werknemers met ouderdomskwalen. De vergrijzing doet de duur van de arbeidsongeschiktheid toenemen. Oudere werknemers zijn gemiddeld minder vaak, maar wel langer ziek dan hun jongere collega’s.
  2. Daarnaast is langdurige ziekte voor vele andere werknemers door o.a. de afbouw van het brugpensioen de enige mogelijkheid geworden om de loopbaan te beëindigen.
  3. Een aantal maatregelen die in het regeerakkoord stonden voor de responsabilisering van artsen, werkgevers en werknemers, is niet of laattijdig uitgevoerd.

Voorstellen

  1. De invoering van het re-integratietraject heeft wel een mentaliteitswijziging op gang gebracht. In plaats van te kijken naar wat iemand niet meer kan, wordt gekeken naar welke activiteiten nog wel kunnen, de zogenoemde restcapaciteit. Een voorstel is het klassieke ziektebriefje te vervangen door een fit note, waarin artsen omschrijven wat een patiënt wél nog kan.
  2. Een tweede voorstel is de primaire arbeidsongeschiktheid te laten voortduren, ook na één jaar, zolang er kans is op een werkhervatting. In plaats van iedere langdurig zieke na een jaar administratief het statuut van invalide toe te kennen, wordt dit etiket pas gekleefd na evaluatie van de overblijvende capaciteit.
  3. Een ander voorstel is veel sneller de mogelijkheden op de arbeidsmarkt te bekijken en een alternatieve oplossing uit te kiezen, geen vier maanden. Het is bekend dat wie zes weken afwezig is op het werk, vaak thuis blijft om redenen die niets meer met de initiële gezondheidsproblemen te maken hebben. Meer specifiek zou de quickscan die de adviserende artsen van het ziekenfonds nu na drie maanden uitvoeren, plaats maken voor een diepgaande evaluatie : iets meer tijd en geld aan de initiële evaluatie spenderen, zou renderen doordat de kansen op een werkhervatting hierdoor enorm stijgen.

Conclusie van Awell

Het artikel in Trends vermeldt geen besluit. Zelf zou ik toevoegen dat ondanks een zeer grote stijging van het aantal re-integratietrajecten (in 2014 was 1.07% van alle zieke werknemers in een re-integratietraject; in 2018 was dit bijna verdubbeld tot 1,92%; cijfers ACERTA) het een zeer klein percentage blijkt; ook is het zo dat er nog zeer veel werkhervattingen na ziekte gebeuren in onderlinge ‘vrijwillige’ afspraak tussen werknemer en werkgever, zonder dat er sprake is van een formele re-integratie (een vijfvoud!).

Vragen over dit artikel en/of over andere zaken omtrent re-integratie kan u bij Awell, telefonisch of rechtstreeks op de website, terecht. Steeds ter uwen beschikking.

Schilderij-Geroen

Eind april viel mijn oog op een artikel in HLN op basis van een interview met Prof. Lode Godderis over herstel burn-out, meer bepaald ging het over een proef van het drie maanden durende zorgtraject naar herstel burn-out.

De professor meent dat “Huisartsen meteen 4 à 6 weken thuis zouden moeten schrijven”. Als argumenten voert hij aan dat een periode arbeidsongeschiktheid van slechts één of enkele weken de ernst van de toestand niet duidelijkheid maakt. Ook vervelend voor de werkgever bij wie de onduidelijkheid ervoor zorgt dat hij zich niet goed kan organiseren. Meteen 4 à 6 weken zou voor de professor met het oog op herstel burn-out wenselijk zijn: het werkt immers demotiverend voor de patiënt om telkens weer te moeten vaststellen dat hij ook de volgende deadline niet haalt.

In mijn praktijk merk ik dat huisartsen, eens de diagnose burn-out bevestigd, veelal een maand arbeidsongeschiktheid voorschrijven; deze wordt nadien -zolang de werknemer niet in staat is tot werkhervatting- telkens met een nieuwe maand verlengd. Sommigen zullen een arbeidsongeschiktheid van meteen 4 à 6 weken al veel te lang vinden… Als hulpverlener wil ik hier stellen dat deze ziekteperiode nog niet lang genoeg is! Ik zou ervoor pleiten dat huisartsen een BO-slachtoffer meteen de eerste keer voor een periode van drie maanden thuis schrijven!

Mijn argumenten voor een drie maanden lange arbeidsongeschiktheid zijn:

  • De arbeidsongeschiktheid en dus afwezigheid bij BO bedraagt gemiddeld 5 à 6 maanden. Een afwezigheid van drie maanden is dus geen overschatting. Blijkt dat een BO-slachtoffer toch al sneller arbeidsgeschikt is -deze situatie komt wel eens voor maar de kans hierop is miniem- dan is er toch geen probleem : een huisarts kan iemand sneller arbeidsgeschikt schrijven, en werkgevers hoeven heus niet te vrezen dat werknemers zouden profiteren van een langer ziekte-‘verlof’ ! Alle BO-specialisten zijn het er immers over eens : iemand met een BO zal er alles aan doen om zo snel als mogelijk het werk te hervatten… Is iemand sneller klaar voor het werk, dan zal deze geen dag langer dan nodig van het werk afwezig blijven!
  • Ik merk nu dat een rustperiode van telkens één maand extra geen echte rust biedt! Waar de arbeidsongeschiktheid een periode van rust zou moeten betekenen voor de patiënt, is dat de week voor de duur van het attest beëindigt, voor de patiënt een week met stress : “zal mijn huisarts me opnieuw naar het werk sturen?”; “ik wil niet flauw zijn, maar ik kan nog niet”. De patiënt kijkt met tegenzin naar het doktersbezoek en zit veelal met twijfels over wat de dokter zal beslissen. – Vervolgens is de week volgend op het verzenden van het attest met ziekteverlenging eveneens een week van stress : veel patiënten voelen zich schuldig t.a.v. hun werkgever en collega’s, en kijken met bezorgdheid/angst uit naar hun reacties op de nieuwe ziekteverlenging.


Direct 3 maanden lijkt me teveel, vooral omdat de diagnose niet duidelijk te stellen is en kan niet los gezien worden van het tijdig kijken naar werk als mogelijk oorzaak en ook die aan te pakken (voor de kaap van de 3 maanden) – Prof Lode Godderis

Voordelen van een ziekteafwezigheid van meteen drie maanden :

  • Voor de hulpverlener biedt de duidelijkheid over de afwezigheid ook de mogelijkheid om een klaar plan van aanpak uit te werken en na te volgen. Een periode van drie maanden geeft de kans een zorgtraject uit te werken waarin tijd is voor werken aan herstel (de eerste anderhalve maand), en dan aan zelfinzicht/reflectie, werken aan attitudes en expliciteren van gewenst loopbaan- en levenspad.
  • Ik verneem van huisartsen dat ze toch graag een maandelijkse opvolging van hun patiënten hebben, wat positief is en kan blijven; het lijkt me mogelijk om met de patiënt meteen maandelijks een follow-up afspraak te maken ook al is er een arbeidsongeschiktheid bepaald van meteen drie maanden.
  • Als ex-HR Manager weet ik ook dat er niks zo vervelend is als langdurig zieken die telkens met korte ziekteperiodes verlengen; soms uit vrees dat een lange ziekteperiode de werkgever zou doen besluiten een einde te maken aan de samenwerking. Deze vrees is ongegrond : het is wettelijk niet mogelijk om iemand te ontslaan wegens langdurige ziekte, ook niet na 6 maanden. Bij een arbeidsongeschiktheid van meer dan drie maanden is het duidelijk dat deze afwezigheid niet kan worden opgevangen door herverdeling van het werk, tijdelijk meerwerk of tandje bijsteken… Een vervanger zal gezocht kunnen worden; aangezien de werkgever na één maand betalen van gewaarborgd loon, is er vanaf de tweede maand geld vrij voor het betalen van het loon van een vervanger; hoe langer de duur van de vervanging, hoe makkelijker het is een vervanger (gemotiveerd) te vinden.

Wellicht bekijk ik de problematiek periode arbeidsongeschiktheid bij herstel burn-out vanuit het oogpunt van een psycholoog/hulpverlener volgens u te eenzijdig, te beperkt en vergeet ik belangrijke elementen: graag kijk ik uw reactie en aanvullingen in deze discussie tegemoet!

Met vriendelijke groeten,

Paul Dondeyne
Bedrijfspsycholoog – arbeidscoach

pexels-photo-214574

Het langdurig ziekteverzuim neemt hand over hand toe. In 2017 hebben 400.000 mensen een uitkering gekregen van het Riziv wegens arbeidsongeschiktheid. Bij 7 procent van hen, ofwel 28.000 mensen, gaat het om burn-out. Ongeveer 15 procent (60.000 mensen) kampt met een depressie. Dat meldde Le Soir begin februari ‘18. Het Riziv schat de kosten van arbeidsongeschiktheid vorig jaar op 7,1 miljard euro.

Vooral mentale gezondheidsproblemen liggen aan de basis van het stijgend langdurig ziekteverzuim. Werknemers zitten om diverse redenen niet goed in hun vel en worden ziek. Hoe kun je je daar als werkgever tegen wapenen? In dit artikel focussen we op enkele belangrijke strategieën om het ziekteverzuim om de lange termijn aan te pakken.

Hoe kun je die tendens als werkgever een halt toe roepen? Daarvoor moet je uiteraard de oorzaken van het toenemend aantal langdurig zieken kennen.

Draagkracht versus draaglast

Dat steeds meer mensen ten prooi vallen aan ziektes zoals burn-out heeft ook te maken met een onbalans in draagkracht versus draaglast. Al te vaak is de kloof tussen wat een werknemer daadwerkelijk aankan en wat er door het management van hem verwacht wordt, te groot. Vaak stellen mensen voor zichzelf ook gewoon te hoge eisen. En dat wreekt zich op de lange termijn.

Wil je het ziekteverzuim bij de wortel uitroeien, dan moet je als werkgever de balans draagkracht-draaglast herstellen. Werknemers die graag komen werken, zullen er namelijk alles aan doen om een afwezigheid te vermijden. Sterker nog: wie graag komt werken, is gelukkig en wordt minder snel ziek.

Het belang van ‘nee’

Als werkgever moet je een werksfeer crëeren waar elke werknemer zich veilig voelt, waar er ruimte is voor reflectie én, wellicht het allerbelangrijkste, waar werknemers ‘nee’ durven te zeggen. Heel wat mensen vergalopperen zich omdat ze steeds meer hooi op hun vork nemen. Zij zien een ‘nee’ als een zwakte. Terwijl het net van persoonlijkheid getuigt dat je je werkgever op je eigen grenzen wijst. Werknemers die zicht hebben op hun eigen draagkracht, kunnen de werkgever ook beter zicht geven over hoe de zaak en het werk beter kan worden georganiseerd.

Wil je zo’n klimaat creëren, dan is een allesomvattende HR-aanpak nodig waarbij de manager perfect op de hoogte is van de sfeer en gemoedstoestand op de werkvloer. Zo vermijd je dat medewerkers in slechte omstandigheden moeten werken, een job uitvoeren die hen niet ligt of opkijken tegen een veel te hoge draaglast. Een positief aanwezigheidsbeleid zorgt op termijn voor een uitstekende werksfeer waarin medewerkers graag werken.

Wil je op jouw werkplek de balans draagkracht-draaglast herstellen? Neem contact op.

pexels-photo-358246-1

Een burn-out hakt er stevig in. Zowel bij het slachtoffer als bij de familie en bij de collega’s. Als werkgever wil je uiteraard dat je personeel zowel mentaal als fysiek blaakt van gezondheid. Maar wat doe je als dat toch niet zo blijkt te zijn? Hoe ga je om met burn-out op het werk? En hoe zorg je ervoor dat de werknemer in kwestie succesvol re-integreert? In dit artikel formuleren we een antwoord op al deze vragen.

Voor de werknemer

In de eerste fase van een burn-out is rust cruciaal. De werknemer in kwestie moet zowel fysiek als mentaal de tijd krijgen om de batterijen weer op te laden. Pas wanneer het slachtoffer opnieuw de energie heeft gevonden om zijn leven in handen te nemen, kan er over werk gepraat worden.

Om de kans op slagen na burn-out te verzekeren, is het van groot belang dat het slachtoffer na een langdurige rustperiode tot een inzicht komt. Wie er na een burn-out weer vol invliegt zonder zijn levensstijl aan te passen, loopt een groot risico om opnieuw te crashen. Om herval te vermijden moet het slachtoffer goed beseffen wat de oorzaak van de burn-out was. Hij of zij moet doordrongen zijn van andere overtuigingen en geoefend met nieuwe attitudes. Pas wanneer aan die voorwaarden is voldaan, kan de re-integratie succesvol verlopen.

Voor de werkgever

Maar ook werkgevers die in aanraking komen met burn-out zitten vaak met heel wat vragen. De meest gestelde is wellicht: “Zal de getroffen werknemer even productief zijn na zijn terugkomst?”

Het antwoord is: ja. Op voorwaarde dat je als werkgever voldoende tijd en aandacht schenkt aan het re-integratietraject. Dat op zich kan trouwens een krachtig signaal zijn naar andere werknemers. Als je laat zien dat je écht inzit met het welzijn van de getroffen werknemer zullen ook de andere collega’s daar kracht uit putten. Je geeft een duidelijk signaal dat je niemand laat vallen. En loyauteit is erg belangrijk op de werkvloer.

De werknemer zelf zal daardoor dankbaar en nadien nog loyaler zijn. Een werknemer die met een gezondere, evenwichtigere mentaliteit werkt, is niet alleen een betere werknemer. Hij of zij kan ook voor andere werknemers een voorbeeld zijn.

Ook als we burn-out met een louter zakelijke bril bekijken, is re-integratie cruciaal. De opleidingskosten van een nieuwe werknemer liggen namelijk veel hoger dan de re-integratiekosten na burn-out. Die laatste kent de werkwijze van het bedrijf en zal zich na zijn ziekte snel weer nuttig kunnen maken. Bovendien is het helemaal niet zeker dat je wel een nieuwe werkkracht vindt. De concurrentie op de arbeidsmarkt is namelijk moordend.

Wat als de re-integratie niet lukt?

Bij sommige burn-outpatiënten is re-integratie onmogelijk. Dat is het geval bij mensen die tijdens de reïntegratieperiode tot het inzicht komen dat ze meer energie zullen halen uit een andere werkomgeving. In dat geval is een definitieve scheiding voor alle partijen beter. Voor de werknemer betekent het een nieuwe start met een schone lei. En voor de werkgever ontstaat er duidelijkheid.